Diabetes / suikerziekte bij honden voorkomen
Een vraag die ons met regelmaat wordt gesteld. Hoe kun je suikerziekte bij je hond het beste behandelen?
Voorkomen is beter dan genezen, temeer diabetes in verreweg de meeste gevallen niet te genezen is. Het is wel goed te behandelen en met de juiste behandeling heeft je hond dezelfde levensverwachting als een hond zonder diabetes.
In het artikel over de oorzaken van diabetes bij honden hebben we gezien dat er een aantal risicofactoren niet te beïnvloeden zijn. Wat wel beïnvloedbaar is, is de kwantiteit en kwaliteit van de voeding en voldoende beweging.
Maar al doe je nog zo je best, er zijn ook risicofactoren die je niet kunt beïnvloeden. Dit betekent dat je hond ondanks je goede zorgen toch diabetes kan ontwikkelen. Als dat gebeurt, is het van belang om er zo snel mogelijk bij te zijn zodat de behandeling ingezet kan worden.
Inhoudsopgave
Voor je begint: test je hond thuis op suikerziekte
Nu kun je regelmatig naar de dierenarts gaan voor controle, maar je kunt beginnende diabetes ook zelf tijdig op het spoor komen. Behalve alert zijn op de symptomen die in dit artikel zijn genoemd, kun je de urine van je hond regelmatig testen met de Diabetes Teststrips van Petnostics. Te vinden op bol.com en tophond.nl
Deze strips checken de urine van je hond op afwijkingen in de glucose- en ketonenspiegels. Naast het glucosegehalte worden ook ketonen gecontroleerd. Een hoge concentratie ketonen in het bloed wijst erop dat de afbraak van glucose onvoldoende energie levert aan de cellen in het lichaam.
Het grote voordeel is dat het gebruik van de Petnostics Diabetes Teststrips heel simpel is. Je kunt het op ieder moment gewoon thuis doen. Om te testen vang je de urine van je hond op in de Petnostics Urine Collector (niet meegeleverd) of een beker. Vervolgens doop je de teststrip in de urine, plaatst hem op de scankaart en laat hem analyseren door de gratis Petnostics-app.
Een set Petnostics Diabetes Teststrips bevat 5 teststrips en één scankaart. Door middel van de Petnostics app kun je de testresultaten ook op langere termijn volgen. Zo kun je de gezondheid van je hond, specifiek gericht op bloedsuiker, ook op langere termijn monitoren en word je gewaarschuwd voor problemen voordat de symptomen zich aandienen.
Let op: de Petnostics Diabestes Teststrips zijn natuurlijk geen vervanging voor de dierenarts. Bij duidelijke en acute gezondheidsproblemen moet je altijd met je hond naar de dierenarts gaan. Dit geldt ook als je met behulp van de Petnostics Diabetes Teststrips afwijkingen in de glucose- en ketonenspiegels vindt. Dankzij het zelf testen kun je de dierenarts meer informatie geven over wat er met je hond aan de hand is.
Suikerziekte bij een hond behandelen
En wat te doen als je hond al gediagnosticeerd is? Diabetes bij honden is goed te behandelen, maar een voorwaarde is wel dat je je strikt aan het behandelplan houdt dat je samen met de dierenarts opstelt. Het tekort aan insuline van je hond moet gecompenseerd worden met insuline-injecties, die je zelf toe gaat dienen. Dit gebeurt met Caninsulin, de standaardinsuline voor honden die je van je dierenarts krijgt.
Dosering van insuline vaststellen
Eerst moet de benodigde dosering insuline worden vastgesteld door de dierenarts. Dat gebeurt aan de hand van het glucosegehalte van het bloed en het lichaamsgewicht van je hond. Dit is als het ware een grove schatting van de insulinebehoefte van je hond.
Vervolgens moet de hond “ingeregeld” worden. Dat houdt in dat de dosering wordt bijgesteld door aan het begin van de behandeling regelmatig de glucosewaarde van het bloed te controleren. Zo wordt gaandeweg de exacte insulinebehoefte bepaald.
Als de exacte dosis voor jouw hond bepaald is, zul je dat direct aan hem of haar merken. De typische diabetes-symptomen, waarover je hier meer kunt lezen, verdwijnen. Je hond gaat minder drinken en plassen en zal weer zichzelf zijn, met meer energie om te lopen, rennen en spelen.
De glucosespiegel van het bloed wordt uitgedrukt in “millimol per liter” (mmol/l). Een gezonde hond met voldoende insuline en een goed functionerende suikerstofwisseling heeft een waarde tussen de 4 en 6 mmol/l. Het streven is dus om door middel van insuline-injecties de suikerspiegel van je hond tussen deze waarden te houden. Hoe beter dit lukt, des te beter zal je hond zich voelen en des te gezonder zal hij oud worden.
Diabetes wordt bij een hond vaak veroorzaakt door andere ziekten, medicatie of door hormonale veranderingen na de loopsheid. Zulke achterliggende oorzaken werken de behandeling tegen, dus de oorzaak voor het ontwikkelen van diabetes zal moeten worden onderzocht.
Eventueel overgewicht, dat van grote invloed is op de bloedsuikerhuishouding, moet op een verantwoorde manier in het behandelplan worden opgenomen.
Daarnaast kan diabetes maken, dat je hond gevoelig wordt voor urineweginfecties. Ook dat moet onderzocht en zonodig behandeld worden.
Na het instellen van de juiste dosering insuline kunnen het aantal controles door de dierenarts worden verminderd. Toch blijft het van belang om het glucosegehalte in het bloed van je hond regelmatig te meten, want na verloop van tijd kan de insulinebehoefte veranderen. Dan is een aanpassing van de dosering nodig.
Controleren van het glucose-gehalte van het bloed
Doorgaans wordt de glucosespiegel gecontroleerd middels bloedonderzoek. Daarvoor moet je een druppel bloed uit de bovenlip van je hond halen. Wrijf daarvoor eerst de binnenkant van de lip droog met een schone doek. Prik een steriele injectienaald in de lip, zodanig dat er een dikke druppel bloed uitkomt. Neem deze bloeddruppel op met de teststrip en plaats die in de testmeter. Dit is een secuur werkje, want onvoldoende bloed kan leiden tot fouten in de uitslag. Je dierenarts zal je dit allemaal uitleggen en voordoen.
Een gemakkelijker en voor je hond prettiger alternatief voor regelmatige controle op bloedsuiker als de diagnose diabetes al gesteld is, zijn de eerder genoemde Petnostics Diabestes Teststrips.
Insuline toedienen bij je hond
In tegenstelling tot diabetes bij mensen is er bij honden geen mogelijkheid om de insulineproductie te stimuleren door middel van tabletten. Die werken bij honden meestal niet en kunnen de diabetes zelfs verergeren. Om deze reden ben je, als je hond diabetes heeft, aangewezen op insuline-injecties.
De insuline moet je met een injectienaald gaan inbrengen in de huid van je hond. Dat klinkt misschien enger en moeilijker dan het is, maar in de praktijk kan iedereen dit leren. Het moet natuurlijk wel met aandacht gebeuren. De insuline moet nauwkeurig gedoseerd worden. Het flesje insuline moet rechtop in de koelkast worden bewaard en voor gebruik gezwenkt, maar niet geschud worden.
Uiteraard zal de dierenarts je een keer voordoen hoe je de insuline uit het flesje opzuigt en die onder de huid van je hond inspuit. Bovendien zijn de insuline-spuitjes zijn zo dun dat je hond het nauwelijks voelt.
Vroeger werd diabetes bij honden behandeld door 1 keer per dag insuline in te spuiten. Op basis van onderzoek blijkt dat 2 keer per dag spuiten een veel gelijkmatigere glucosespiegel oplevert. Dit geldt extra voor honden die moeilijk zijn in te regelen.
Als je hond de diagnose diabetes of suikerziekte heeft gekregen, zul je hem of haar dus twee keer per dag insuline moeten toedienen. Daar moet een tussenpauze van 12 uur tussen zitten. De precieze tijdstippen zijn afhankelijk van jouw dagritme, dus dat kun je in overleg met de dierenarts vaststellen.
Regelmaat en structuur bieden
Het is belangrijk om de insuline-injecties en het voer iedere dag op dezelfde twee tijdstippen te geven. De insuline spuit je direct in nadat je hond heeft gegeten. Dat is handiger dan vooraf, omdat je de insuline niet meer uit het bloed kunt halen als je hond geen trek blijkt te hebben. Te weinig insuline is niet goed, maar teveel ook niet. Als er geen voer binnenkomt, is het insuline-gehalte in het bloed te hoog en daalt het bloedsuiker-niveau van je hond. Zo’n hypo (hypoglycemie) is gevaarlijk voor je hond. Lees hieronder waar je een hypo aan kunt herkennen en wat je moet doen om het bloedsuiker-niveau in zo’n geval weer omhoog te krijgen.
Ook als je hond niet of nauwelijks eet, zal de in te spuiten hoeveelheid insuline lager moeten zijn, meestal wordt uitgegaan van een derde van de normale dosering. Als het niet willen eten langer dan twee dagen aanhoudt, moet je contact opnemen met je dierenarts. Ditzelfde geldt als je hond braakt, want ook dan dreigt er teveel insuline in het bloed te zitten voor te weinig voedsel. Overleg dit altijd met je dierenarts.
Omdat beweging invloed heeft op de bloedsuikerspiegel, moeten honden met diabetes ook
op vaste tijden uitgelaten worden. Als je op onregelmatige tijden met je hond gaat wandelen, gaat het bloedsuiker-niveau schommelen en daarmee de benodigde hoeveelheid insuline.
Koolhydraat-arm dieet
Koolhydraten in het voer worden door het lichaam van je hond omgezet in suikers. Als het voer veel koolhydraten bevat, is er telkens veel insuline nodig om deze suikers te verwerken. Net als bij mensen zijn honden met diabetes gediend met een koolhydraatarm en vezelrijk voedingspatroon. Meestal zal de dierenarts daarom speciaal dieetvoer aanraden, dat helpt om je hond een stabielere glucosespiegel te geven.
Als je hond overgewicht heeft, is het belangrijk om hem of haar af te laten vallen. Deels zal dat gebeuren door een koolhydraatarm dieet, maar je kunt aan je dierenarts vragen of er meer maatregelen nodig zijn. Je dierenarts kan je ook begeleiden in het tegengaan van overgewicht van je hond.
Wat is een hypo?
Een belangrijke complicatie van het toedienen van insuline is een te laag bloedsuikergehalte. Dit wordt een hypo genoemd, officieel hypoglycemie, en is gevaarlijk voor je hond. Lees hieronder waar je een hypo aan kunt herkennen en wat je moet doen om het bloedsuiker-niveau weer omhoog te krijgen.
Een hypo ontstaat als er teveel insuline in het bloed is in verhouding met de koolhydraten en suikers in het lichaam. Dat kan gebeuren in de volgende situaties:
- Je hond eet minder dan normaal, maar krijgt wel de gebruikelijk hoeveelheid insuline
- Je hond heeft het voer uitgebraakt, maar heeft wel de normale insulinedosering toegediend gekregen
- De hoeveelheid glucose in het bloed wordt plotseling verbruikt door een verhoogde activiteit
- De dosering insuline is te hoog
- De dosering insuline is wel juist, maar de insulinebehoefte is spontaan afgenomen
Zowel menselijke diabetespatiënten als honden die worden behandeld voor diabetes kunnen in dat soort gevallen een hypo krijgen. Als het glucosegehalte in het bloed te laag is, krijgen de hersenen te weinig brandstof. Als dit niet tijdig wordt hersteld door toename van het suikergehalte, kan dat levensgevaarlijk zijn. Daarom is het goed om de symptomen van een hypo te herkennen.
Als het glucosegehalte in het bloed van een hond te laag wordt, kan de hond onrustig of juist lusteloos worden. Daarbij kan de hond op een onverwacht tijdstip honger krijgen. Zakt het bloedsuikergehalte nog verder, dan begint de hond te trillen, te beven of maakt vreemde bewegingen zoals omvallen of met de poten trappelen.
Uiteindelijk valt de hond in een diepe slaap, waaruit hij of zij nauwelijks is wakker te maken. Een hypo kan zich op elk tijdstip van de dag aandienen, maar komt meestal 3 tot 7 uur na de toediening van insuline voor.
Wat moet je doen als je hond een hypo krijgt?
Gezien de gevolgen van een te laag glucosegehalte moet je ervoor zorgen dat het bloedsuikergehalte van je hond zo snel mogelijk weer stijgt. Schotel je hond direct een maaltijd voor. Als je hond niet meer in staat is om te eten, moet je zo snel mogelijk wat suiker, druivensuiker of in water opgelost druivensuiker toedienen.
Gewone suiker kan in noodgevallen, maar menselijke diabetespatiënten hebben altijd druivensuiker bij zich voor het geval zich een hypo aandient.
Reken op ongeveer 1 gram druivensuiker per kilo lichaamsgewicht van je hond. In water opgelost druivensuiker kun je voorzichtig tegen binnenkant van de wang gieten, druivensuiker in poedervorm kunt op en onder de tong wrijven. Via de mondslijmvliezen komt de druivensuiker snel in het bloed terecht. Als je hond niet direct verbetert na deze toediening van druivensuiker, moet je direct contact opnemen met je dierenarts.
Maar in de meeste gevallen zal direct herstel optreden, waarna je je hond alsnog een maaltijd kan aanbieden. Hou je hond vervolgens een paar uur goed in de gaten, om te zien of de verschijnselen niet opnieuw optreden. Om een volgende hypo te voorkomen, kun je je hond met regelmatige tussenpozen voeren. Voorafgaand aan de eerstvolgende insuline-injectie moet je met je dierenarts overleggen over de hoeveelheid insuline die na een hypo moet worden toegediend.
Het Somogyi effect
Het Somogyi effect ofwel rebound hyperglycemie wordt veroorzaakt doordat de glucosespiegel in het bloed van je hond te snel zakt. Het lichaam probeert die snelle daling te compenseren door een reeks reacties die het glucose-niveau weer doen stijgen. Op basis hiervan wordt de dosis insuline verhoogd en zakt de bloedsuikerspiegel weer drastisch. Zo ontstaat een jojo-effect, dat als het niet herkend wordt, uiteindelijk leidt tot de levensgevaarlijke hypo.
Om deze reden moet je nooit zelf de voorgeschreven insulinedosering verhogen of verlagen. Een goede dierenarts zal het Somogyi effect tijdig herkennen en zich richten op het normaliseren van de insuline- en glucosewaarden.
Vooruitzichten van een hond met diabetes
Met een goed ingeregelde insulinedosering, een regelmatig leefpatroon en een koolhydraatarm en vezelrijk dieet, kan je hond een vrijwel normaal leven leiden. De levensverwachting van een goed ingestelde hond met diabetes is vergelijkbaar met die van een hond zonder suikerziekte. In de meeste gevallen duurt de behandeling wel levenslang.
Alleen in het geval van een teef die vlak na de loopsheid diabetes ontwikkelt, is genezing mogelijk. Hiervoor moeten dan wel zo snel mogelijk de eierstokken verwijderd worden. Daarna blijft regelmatige controle noodzakelijk, omdat de kans op terugkeer van diabetes aanwezig blijft.
In alle gevallen is bij diabetes bij honden regelmatig overleg met de dierenarts nodig en indien nodig controle.
Tussentijds kun je de glucose- en ketonenspiegels van je hond gemakkelijk controleren met de Diabetes Teststrips van Petnostics (tophond.nl). Na het opvangen van de urine van je hond doop je de teststrip erin en plaatst deze op de scankaart. Het resultaat laat je analyseren door de gratis Petnostics-app, waarmee je ook de testresultaten op langere termijn kunt volgen.
Petnostics Diabetes Teststrips geven een extra zekerheid door tussentijdse controles, die je gemakkelijk thuis kunt uitvoeren. Dit is natuurlijk geen vervanging voor het overleg met of de bezoeken aan je dierenarts. Als je met behulp van de Teststrips afwijkingen in de glucosespiegel vindt of het gedrag van je hond daar aanleiding toe geeft, moet je daarover ten alle tijde contact opnemen met je dierenarts.
Gebruikers van de Petnostics Diabetes Teststrips in de Verenigde Staten melden onder andere dat de strips helpen om:
- het bloedsuiker-niveau van hun hond stabieler te houden
- zelf geruster te zijn over de diabetes van hun hond
- de dierenarts van nuttige informatie te voorzien tijdens een controle.
Kortom, de Diabetes Teststrips kunnen je helpen om een hond met diabetes zo gezond mogelijk te houden. Daarnaast kunnen de strips nuttig zijn als je hond nog geen suikerziekte heeft, maar er sprake is van risicofactoren of symptomen die mogelijk op diabetes wijzen.
Lees ook:
7 oorzaken van diabetes bij honden